<< Terug

De moderne kunst in Nederland na 1945

Voor die mensen die iets meer willen weten over de ontwikkeling van de moderne schilderkunst in Nederland na de Tweede Wereldoorlog, volgt hier onder, uiteraard zeer beknopt en zeker niet volledig, een klein stukje geschiedenis met overzicht van de verschillende stromingen, groepen en hun belangrijkste vertegenwoordigers. Naast kunstenaars die zich bij een groep of vereniging aansloten, zijn er natuurlijk evenzoveel ‘individueel’ werkende kunstenaars of kunstenaars die uitsluitend in het buitenland werkzaam waren zoals b.v. Wim Oepts en Frits Klein. Zij komen in onderstaand overzicht helaas niet voor, alleen daarom al is deze opsomming dus zeker niet volledig.

Vrij Beelden

In 1947 werd de kunstenaarsorganisatie ‘Vrij Beelden’ opgericht. Zij wierpen zich op als pleitbezorgers van de abstracte en experimentele kunst en als tegenstanders van een traditionele figuratieve kunst. Zij wilden de draad van de abstracte kunst uit het begin van de twintigste eeuw weer zo snel mogelijk oppakken om opnieuw aansluiting te krijgen bij de internationale ontwikkelingen die gedurende de oorlogsjaren aan Nederland voorbij waren gegaan. De belangrijkste vertegenwoordigers waren, Bram en Geer van de Velde, Friedrich Vordemberge- Gildewart, Peter Alma, Wim Kersten, Ger Gerrits, Harry van Kruiningen, André van der Vossen, Frieda Hunziker en de Haagenaars Piet Ouborg en Willem Hussem. Zij exposeerden afwisselend in het Stedelijk Museum en Museum Fodor te Amsterdam. Andere kunstenaars die aan de tentoonstellingen van Vrij Beelden deelnamen waren Gerrit Benner, Herman Berserik, Anton Rooskens, Quirijn van Tiel, André Volten en Jo Voskuil. Als gevolg van interne tegenstellingen vond er in 1950 een afsplitsing plaats onder leiding van Willy Boers en Ger Gerrits, dit werd de groep ‘Creatie’, een ‘Vereniging tot de Bevordering van de Absolute Kunst’. De Vereniging Vrij Beelden was de eerste avant-gardistische groep na de oorlog in Nederland en werkte als katalysator voor alles wat vernieuwend was.
In 1955 ging de groep op in de Liga Nieuwe Beelden.

COBRA

Maar er was nog een andere groep progressieve kunstenaars die de nodige ophef veroorzaakten, zij noemden zich de Nederlandse Experimenteele Groep. De leden waren Karel Appel, Eugêne Brands, Constant, Corneille, Jan Elburg, Gerrit Kouwenaar, Lucebert, Jan Niewenhuys, Anton Rooskens, en Theo Wolvekamp. Het was met name deze groep die de controverse tussen de moderne kunst en de traditie- gebonden kunst op de spits zou drijven. Waar Vrij Beelden nog teruggreep op de abstracte kunst van voor de oorlog, wilden de Experimentelen helemaal opnieuw beginnen. Niet de traditie, maar de mens in zijn meest zuivere en oorspronkelijke hoedanigheid, zonder de ballast van een cultureel verleden, zou voortaan het referentie punt zijn. In 1948 vormden zij samen met een aantal kunstbroeders uit Brussel en Kopenhagen de COBRA beweging.

Willem Sandberg

In Amsterdam ontwikkelde het Stedelijk Museum zich na de oorlog onder leiding van Sandberg in hoog tempo tot een internationaal centrum voor moderne kunst. Met zijn steun ontwikkelde de toch al internationaal georiënteerde COBRA-beweging zich tot de meest invloedrijke stroming in de naoorlogse Nederlandse kunst. Net als zijn voorbeeld het Museum of Modern Art in New York besteedde Sandberg opvallend veel aandacht aan abstractie en experiment. Dit tot ongenoegen van de meer figuratief werkende kunstenaars, vooral van kunstenaarsverenigingen die jaarlijks hun tentoonstellingen in het Stedelijk konden houden en die hun toekomst nu bedreigd zagen.
De algehele verontwaardiging barstte los naar aanleiding van de grote internationale COBRA tentoonstelling in 1949 en in mindere mate door de rel rond de Jacob Maris- prijs, die was toegekend aan Piet Ouburg voor zijn tekening ‘Vader en zoon’.
Er ontstonden twee kampen in Nederland, aan de ene kant de experimenteel abstract en aan de andere kant de traditionele, figuratief werkende kunstenaars. Voordat Sandberg, zoals tegenwoordig in bepaalde kringen gebruikelijk is, nu weer wordt beticht van het stelselmatig negeren van alles dat niet overeenkwam met zjin eigen artistieke voorkeuren, dient hieraan te worden toegevoegd dat hij de figuratie zeker niet geheel aan zich voorbij liet gaan. Gedurende zijn bewind toonde hij naast onbetwiste meesters als Vincent van Gogh en George Breitner ook werk van de Bergense school en de Realisten, alsook afzonderlijke kunstenaars als Henri ten Holt,
Piet en Matthieu Wiegman, John Rädecker, Charles Eyck, Charley Toorop, Johan Buning, Jos Croin, Kees Verwey, Pyke Koch, Carel Willink, Gerard Hordijk en Jan Wiegers.

De Realisten

Het eerste collectieve protest tegen het beleid van Sandberg kwam van een groep Amsterdamse kunstenaars. In 1948 werd de vereniging ‘De Realisten’ opgericht door de schilders Nicolaas Wijberg, Hans van Norden en Theo Kurpershoek. Zij wilden expressieve figuratieve kunst ontwikkelen als tegenhanger van de abstract werkende kunstenaars. Hun belangrijkste voorbeelden waren de Duitse expressionisten Campendonk, Beckmann en Fiedler die in Amsterdam woonde en meteen lid werden. Andere leden van het eerste uur waren: Jan Groenestein, Teun Roosenburg, Lex Horn, Jan Peeters en Piet Esser allen uit Amsterdam en de Hagenaars Kees Andréa en Herman Berserik. Den Haag kende ook een aantal realistisch werkende kunstenaars, hun voorbeeld waren vooral de kunstenaars Rein Drayer en W. Roosendaal. Zij waren echter minder fel gekant tegen de abstractie dan hun Amsterdamse collega’s en maakten meestal deel uit van de daar bestaande groepen. Als laatste wapenfeit van de Realisten richtten Nicolaas Wijnberg, Hans van Norden en Harry op de Laak in 1965 de Amsterdamse galerie ‘Kabinet Floret’ op. Kunstenaars die daar exposeerden waren – na bovengenoemde – o.a. Kees Andréa, Hans Bayens, Herman Berserik, Jeanne Bieruma Oosting, Herbert Fiedler, Herman Gordijn, Theodorus Heynes, Arie Kater, Theo Kurpershoek, Hubert van Lith, Melle, Jan Mensinga, Willem van den Ouden, Jaap Ploos van Amstel, Teun Roosenburg, Co westerik, Han Wezelaar en Carel Willink.

De Hollandse Aquarellistenkring

De Hollandse aquarellistenkring werd in 1945 opgericht door Otto de Kat en Kees Verwey. De doelstelling van de kring werd simpelweg omschreven als het bevorderen van ‘de Bloei der Nederlandse aquarelleerkunst, en de belangstelling daarvoor in het algemeen te ontwikkelen’. Een andere doelstelling was, het gezamenlijk een tegenwicht vormen tegen de oprukkende abstractie. Voor de aquareltechniek werd gekozen, omdat deze techniek het minst doctrinair is, het minst met een academische traditie is verbonden. Andere belangrijke leden waren: Fik Abbing, Bob Buys, Jeanne Bieruma Oosting, Johan Bunning, Herbert Fiedler, Lex Horn, Frits Klein, Gerrit van ‘t Net, Charles Roelofs, Joop Sjollema, Jan Wiegers en Matthieu Wiegman.

Haagse Aquarellisten

De vereniging Haagse Aquarellisten werd opgericht in 1955. De reden tot oprichting werd als volgt geformuleerd: ‘ Naast ‘De Hollandse Aquarellistenkring’ voelden wij, Hagenaars, de behoefte ons aaneen te sluiten en door gezamenlijk exposeren het bezig zijn met waterverf onderling te stimuleren’. De oprichters waren: Agnes van de Brandeler, Herman Bogman, Cees Bolding, Willem van Dijk, Paul van Eden, Piet Heldoorn, Han Krug, Ronald Lindgreen en Carl Niekerk. De groep zou in steeds wisselende samenstelling meer dan 40 jaar bestaan. Het is ondoenlijk al hun namen op te sommen, maar een paar tot de verbeelding sprekende namen zijn natuurlijk: Piet van Boxel en Sierk Schröder. Op 11 december 1994 werd in de sociëteit van Pulchri Studio de opheffings vergadering gehouden.

Verve

In 1951 werd in Den Haag door een aantal Pulchri- leden, Theo Bitter, Jan van Heel, Nol Kroes, Willem Schrofer en Frans de Wit de kunstenaarsgroep ‘Verve’ opgericht. Met nadruk geen vereniging of school, maar een groep. Een gezelschap van bij benadering gelijkgerichten, met in hoofdzaak figuratief werkende kunstenaars die vooral op Parijs georiënteerd waren. De groep bestond uit 15 schilders en enkele beeldhouwers n.l. Andréa, Bal, Berserik, Bitter, Collard, van Heel, Kroes, Minderman, Munnik, van der Neut, Schrofer, Slebe, Vollmer, Westerik, De Wit, Bekman, Bus, van der Nahmer, Rooyakkers en Roth.
Naar aanleiding van een inleiding bij een van hun tentoonstellingen werd ook de term ‘Nieuwe Haagse School’ geboren. Na 1957 was de kracht van het bindende element verdwenen en ging ieder weer zijn eigen weg, maar sommigen vonden elkaar later weer.

De Posthoorn en Atol

Op initiatief van Jaap Nanninga werden vanaf 1949, door een aantal meer experimenteel ingestelde Haagse schilders, in café ‘De Posthoorn’ schilderijen geëxposeerd, dit werd zo’n succes dat in 1950 het naburige pand werd gehuurd, en als galerie ingericht, de Posthoorn- galerie. Kunstenaars als Jan Roede, Jaap Nanninga, Willem Husem, Hans van der Lek, Gerard Verdijk, Dirk Bus, Nol Kroes, George Lampe, Jan Cremer, Lotti van der Gaag, Theo Bitter, Karel Bleijenberg, Kees van Bohemen, Jos van den Berg en Aat Verhoog mochten er gratis exposeren. Er werd bijna maandelijks een tentoonstelling georganiseerd. De jaren 1956-1959 waren de meest succesvolle, daarna nam de belangstelling snel af en in 1962 sloot de galerie haar deuren. In 1959 vormden 5 jonge kunstenaars de groep ‘Atol’. De groep bestond uit de Posthoornbezoekers Hans van der Lek, Gerard Verdijk, Henk de Vries en Aat Verhoog aangevuld met de Amsterdamse schilder Roger Ghailloux. Vele tentoonstellingen in binnen- en buitenland volgden, maar nog geen 3 jaar later in 1962 viel ook deze groep alweer uiteen.

Fugare

In 1960 werd de groep ‘Fugare’ opgericht, veel oud leden van Verve traden toe tot deze nieuwe groep. Nog meer dan daarvoor lag de nadruk op abstractie en experiment, toch werd er ook nog in de figuratieve traditie geschilderd. De groep bestond uit tien schilders: Theo Bitter, Harry Disberg, Jan van Heel, Willem Husem, Nol Kroes, Joop Kropff, George Lampe, Jaap Naninga, Wim Sinemus, Frans de Wit en twee beeldhouwers: Theo van der Nahmer en Aart van den IJssel. Later sloten zich hierbij aan: Gerard Verdijk en Christiaan de Moor. Tentoonstellingen vonden o.a. plaats in Puchri Studio (1961,1962 en 1963), in het Stedelijk in Amsterdam (1961) en in het Van Abbemuseum in Eindhoven (1962). De groep zou bestaan tot 1967.

© 2010 Kunsthandel Peter ter Braak